Hars

Die mannen die enkel bij mooi, zomers weer per fiets de afstand tussen heem en werkplek overbruggen: ik snap ze wel. In de winter is het koud, en soms nat. Ik werk dan ook liever van thuis uit.

Waarom ze dan op een racefiets zitten, snap ik ook. Vaak trainen ze immers voor de ritten die ze in het weekend met hun kameraden afleggen. Want ze willen op die paar zomermaanden toch minstens een paar duizend kilometer per jaar afleggen. Dat doe ik ook, maar meer gespreid. Dus dat snap ik. En ze treden dan even in het zadelspoor van hun epo-helden. Snap ik best.

En dat ze dat dan bij voorkeur in een strak wielrennerspakje doen: logisch, waarom zou ik dat niet snappen? Het is luchtiger, en je weegt minder zonder zware kleren. Die ze dan in een rugzakje meezeulen. Maar kom: ik snap ’t hoor. Hun helden met hun kleine motortjes in hun fietskader doen dat ook.

Elk mens, ik ook, snapt dat ze geen onderbroek dragen op de fiets. Die broekjes zijn comfortabel voorzien van een sponsje, en anders zou dat schuren op plaatsen waar geen mens geschuur wil ervaren. Tuurlijk, dat spreekt.

Maar waarom ze soms per sé voor een doorschijnende witte broek kiezen: dat snap ik niet!!! Zelfs door een zonnebril doet die ongeharste spaarpotgleuf verdomd pijn aan de ogen!